De geheime missie van Paul van der Vrecken
Léon Willems
Wie over het kerkhof
van Houthem wandelt, zal de in de muur bij de uitgang
gemetselde grafsteen wellicht niet ontgaan zijn. Het is de
grafsteen van Paul van der Vrecken, een gedenkwaardige inwoner
van Houthem, die in de Napoleontische periode als pauselijk
gezant opereerde.
De familie Van der
Vrecken was in het bezit van het statige huize
Gurtsenich in Vroenhof. Aan het einde van de achttiende
eeuw kwam het in eigendom van François Jean van der Vrecken,
advocaat van de raad van Brabant, schepen van Maastricht en
secretaris van het kapittel van Sint Servaas. Hij was gehuwd
met Marie Elisabeth de Lenarts. Zijn oudste zoon was Gisbert
Jean Alexandre, die in Leuven rechten studeerde en later
werkzaam was bij het Hof van Beroep te Luik.
Studie Paul
Mathias was de tweede zoon van François van der Vrecken. Hij
werd geboren in Maastricht op 13 december 1777. Eigenlijk
wilde hij priester worden, maar de Franse revolutie maakte hem
dit onmogelijk. Zijn universitaire studie te Leuven kon hij
niet voltooien. Maar de jonge Van der Vrecken liet zich niet
uit het lood slaan en besloot in 1798 een bezoek te brengen
aan de prins bisschop van Luik, die zijn bisdom was ontvlucht
en in het Duitse Erfurt verbleef. Daar begon hij alsnog aan
een theologische studie. Hij wilde de studie graag voltooien
in Rome en kreeg daartoe de kans dankzij de bemiddeling van
nuntius Brancadoro. Maar Paul wilde zijn ouders weerzien en
reisde daarom eerst naar Limburg. Het was een riskante
onderneming, want de jonge student riskeerde gevangenschap.
Hij was namelijk de militaire conscriptie van de Fransen
ontvlucht en kon als deserteur worden beschouwd. Bovendien
werden hem zijn contacten met roomse vluchtelingen niet in
dank afgenomen en ook zijn theologische studie kon hem in
moeilijkheden met de bezetter brengen. Daarom vermomde hij
zich onherkenbaar en gebruikte een valse naam, von
Hultheim. Die naam refereerde natuurlijk aan zijn
woonplaats Houthem. Hij hield zich bij zijn ouderlijke woning
schuil, zodat de naburen hem niet konden ontdekken en wellicht
verraden. Alleen een trouwe dienaar van de familie wist van
zijn verblijf af. Zes weken lang bleef hij in Houthem en op 25
maart 1800 zou Paul zijn ouderlijke woning verlaten en
afreizen naar Rome. Italië was voor een groot deel door de
Fransen bezet. De Benedictijn Barnabo Chiaramonti was op 14
maart 1800 in Venetië tot paus gekozen. Deze paus, Pius VII,
streefde naar verzoening met Frankrijk. Op 25 mei 1800
arriveerde Paul van der Vrecken in Venetië.
Omslag In
Venetië werd hij verwelkomd door Brancadora, die inmiddels
benoemd was tot secretaris van de Sacra Congregatio de
Propaganda Fide. Van der Vrecken werd meteen aan het bureau
van de prelaat verbonden. Op 6 juni 1800 vertrok hij naar
Rome, waar hij zijn intrek nam in het paleis van de
Propaganda. Hij zette zich in voor de hervorming van dit
belangrijke katholieke instituut, dat het centrale instituut
voor het missiewezen in de katholieke kerk was. Naast de
dagelijkse werkzaamheden vervolgde Van der Vrecken zijn
theologische opleiding. Zijn werk voor de Propaganda was
zwaar, want vaak was hij tot twee uur 's nachts aan het werk.
Geregeld moest hij 100 tot 120 brieven doornemen, voordat hij
kon gaan rusten. Aan dit werk kwam een einde, toen zijn
beschermheer Brancadora benoemd werd tot bisschop van Orvieto.
Op 25 februari 1801 werd Brancadora zelfs kardinaal en Van der
Vrecken ging nu de secretaris van de kardinaal assisteren. In
zijn nieuwe taak leerde hij Thomas Bernetti kennen, een jonge
rechtenstudent. Deze was een neef van de kardinaal en tussen
de beide mannen ontwikkelde zich een grote vriendschapsband.
In hetzelfde jaar onderging Paul van der Vrecken ook een
omslag. Hij stopte met zijn theologische opleiding en wierp
zich met toestemming van de kardinaal op een rechtenstudie. Op
22 juli 1803 voltooide hij deze opleiding. In hetzelfde jaar
verliet ook Bernetti Rome en Paul van der Vrecken verlangde
naar huis. De mogelijkheden daartoe waren aanwezig. De frictie
tussen Frankrijk en de katholieke kerk was zichtbaar
verminderd dankzij een tussen Napoleon en de paus gesloten
concordaat. Van der Vrecken verlangde naar het weerzien met
zijn ouders en kwam op 11 november 1803 aan in Maastricht.
Nieuwe
spanningen Door het tussen de paus en Napoleon
gesloten concordaat werd het voor de clerus en de katholieken
weer mogelijk om directe banden te onderhouden met Rome.
Dankzij de goede betrekkingen die Van der Vrecken onderhield
met Rome, maar ook door zijn opgebouwde diplomatieke en
administratieve kennis en zijn kennis van een groot aantal
vreemde talen was Paul van der Vrecken uitermate geschikt om
als intermediair te fungeren tussen Rome en België. De
rust leek dus weergekeerd en Paul van der Vrecken trad op 22
juli 1807 in het huwelijk met Léocadie Delwarde, afkomstig uit
het kleine plaatsje Ath. De contacten met Rome werden
echter niet onderbroken.
De goede betrekkingen
tussen Napoleon en Pius VII zouden weldra eindigen. Er waren
al kleine fricties ontstaan, maar de bom barstte toen de paus
weigerde Joseph Bonaparte als koning van Napels te erkennen.
In 1808 trokken de Fransen Rome binnen, ondanks hevige
protesten van de paus. De paus kreeg wel steun van Oostenrijk,
maar in 1809 werd in Wenen een decreet ondertekend, waarin
werd bepaald dat de Kerkelijke Staat bij het Franse rijk werd
gevoegd. De paus op zijn beurt excommuniceerde Napoleon en
zijn getrouwen. De paus werd in Rome gevangen genomen en via
Florence en Genua naar Grenoble gevoerd. Daarna beval Napoleon
de paus over te brengen naar Savona. De paus zou er tot 9 juni
1812 verblijven. Napoleon hoopte dat de paus zijn standpunten
zou herzien, maar Pius VII bleek sterker weerstand te leveren
dan verwacht. De situatie werd bovendien verergerd doordat
Napoleon zijn huwelijk met keizerin Joséphine verbrak en op 1
april 1810 in het huwelijk trad met aartshertogin Marie Louise
van Oostenrijk. De keizer riep de in Parijs aanwezige
kardinalen op dit huwelijk bij te wonen, maar dertien van hen
besloten weg te blijven. Zij werden daarop door de keizer
verbannen en hen werd het kardinale purper ontnomen. Daarom
werden zij voortaan aangeduid als "de zwarte kardinalen".
Een nieuwe golf van
verbanningen en arrestaties van geestelijken liet Van der
Vrecken niet ongevoelig. Als koopman vermomd zocht hij
bannelingen op en verzorgde hij hun correspondentie.
Inmiddels had de keizer een nationaal concilie
georganiseerd. Napoleon werd echter onaangenaam verrast toen
bleek dat de bijeengeroepen clerus zich niet zo gewillig
opstelde als verwacht. Hij liet drie bisschoppen gevangen
zetten en nu werden de voorwaarden van de keizer ingewilligd.
Maar de akten van het concilie moesten wel ter goedkeuring aan
de paus worden voorgelegd. Na een eerste toezegging besloot de
paus toch niet in te stemmen met het decreet. De paus werd
overgebracht naar Fontainebleau. Er kwam een verzetsgroep tot
leven, die opruiende publicaties verspreidde en het contact
tussen de diverse kardinalen mogelijk moest maken. Dit leidde
opnieuw tot arrestaties en verbanningen. Napoleon deed weer
een poging zich te verzoenen met de paus. Hij kwam persoonlijk
naar de gevangene toe en onderhield zich vijf dagen lang met
hem. De paus zwichtte voor de wilskracht van Napoleon en ging
akkoord met de ondertekening van een document, dat als basis
moest dienen voor een definitieve regeling. Napoleon liet de
acte echter publiceren en stelde ze voor als een nieuw
concordaat. Pius VII op zijn beurt herriep de acte in een
lange brief, die echter door Napoleon angstvallig geheim
gehouden werd.
Geheimagent
In juni 1813 ontving Van der Vrecken op zijn landgoed
te Houthem een brief van zijn oude kameraad Bernetti. Die
meldde dat de paus zijn hulp nodig had. Van der Vrecken
aarzelde niet, steunde de paus met geldelijke middelen en bood
ook andere diensten aan. In Luik kwamen Bernetti en Van
der Vrecken samen. Beiden togen weer naar Houthem, waar de
Italiaan zijn vriend op de hoogte bracht van de situatie.
Bernetti overhandigde hem belangrijke brieven voor de
nunciatuur in Wenen. Daaronder bevond zich ook een brief van
de paus aan de Oostenrijkse keizer, waarin de paus om steun
van de Oostenrijkers vroeg. Van der Vrecken kreeg het verzoek
om deze documenten veilig naar Wenen te brengen. De Limburger
moest echter aan een geldig paspoort zien te komen en slaagde
daarin door voor te wenden dat hij een zieke oom van zijn
vrouw in Wenen moest opzoeken. Aan de Oostenrijkse grens werd
Van der Vrecken door de Oostenrijkers aangehouden. Zij wilden
hem gevangen houden tot de strijd met Frankrijk beëindigd was,
maar gaven hem wel een kans om aan te tonen dat hij
daadwerkelijk een bezoek kwam brengen aan een zieke oom, een
zekere Du Coronne. Maar deze oom had in werkelijkheid de
echtgenoot van zijn nicht nog nooit ontmoet. Dankzij de
volharding van Van der Vrecken liep de ontmoeting met deze oom
niet op een fiasco uit. De Limburger praatte als Brugman,
bracht de groeten over van de familie van Du Coronne en wist
ook allerlei bijzonderheden over de familie te vertellen. De
militairen die Van der Vrecken vergezelden, waren nu overtuigd
en lieten Van der Vrecken alleen met Du Coronne. Nu kon Van
der Vrecken Du Coronne de werkelijke reden van zijn bezoek aan
Wenen vertellen. Eindelijk kon hij nuntius Severoli
ontmoetten en de beruchte paperassen overhandigen. Ook dat had
nog heel wat voeten in de aarde, want de nuntius wantrouwde
zijn bezoeker in eerste instantie. Maar daarna ging Severoli
overstag en hij bracht Van der Vrecken in contact met de vice
kanselier van Oostenrijk. Belangrijk was nu dat niet bekend
werd dat Van der Vrecken de correspondentie van de paus naar
Oostenrijk had gebracht. Daarom werd een koerier met de brief
aan de keizer naar Dresden gestuurd, waar de Oostenrijkse
keizer en kanselier Metternich op dat moment verbleven. Van
der Vrecken bleef dus in Wenen. Dankzij het alibi van een
zieke oom viel de aandacht van mogelijke Franse spionnen niet
op Van der Vrecken. Maar lang kon hij niet in Wenen blijven.
De Franse keizer vaardigde een bevel uit dat iedere
ingezetene van het Franse keizerrijk binnen dertig dagen moest
terugkeren uit Oostenrijk op straffe van confiscaties en
andere wettelijke sancties. Hij kon zijn vertrek uitstellen
tot 18 september 1813. In zijn bezit had hij brieven van de
Oostenrijkers aan het adres van de paus.
Terugkeer
Tot aan Beieren verliep de terugreis voorspoedig. Maar
Beieren wilde zich aansluiten bij de geallieerde krachten en
Franse reizigers konden dus rekenen op problemen. Het
betekende enig oponthoud. Hij koos nu voor de snelste weg naar
Maastricht, maar moest daarvoor een hevige storm en een
onwillige politie overwinnen. Via Koblenz, Bonn en Keulen kon
hij zijn weg voortzetten. Eindelijk arriveerde hij na een
afwezigheid van twee maanden weer in Houthem. Lang bleef
hij er niet, want begin november 1813 reisde hij naar
Fontainebleau. Daar onmoette hij Bernetti weer. Hij kon zijn
Italiaanse vriend inlichten over de belevenissen in Oostenrijk
en overhandigde hem de antwoorden van de Oostenrijkers op het
verzoek van de paus. Na deze ontmoeting zou Van der Vrecken
weer terugreizen.
Napoleon had
inmiddels heel wat tegenslagen te verwerken. De slag bij
Leipzig in oktober 1813 luidde het einde van de veldheer in.
Begin 1814 betraden geallieerde strijdkrachten Frans
grondgebied. Op 21 januari 1814 werd bevel gegeven de paus
naar Italië terug te brengen. Op 17 februari bevond de paus
zich weer in zijn residentie te Savona. Op 24 mei mocht de
paus zijn intrede doen in Rome. Van der Vrecken zond een brief
naar de paus, waarin hij hem feliciteerde met de terugkeer. De
paus zond een brief terug, waarin hij Van der Vrecken dankte
voor zijn inzet en nodigde hem uit naar Rome te komen. Op 15
september 1814 arriveerde Van der Vrecken inderdaad in Rome.
Hij mocht op audiëntie bij de paus, waar hij nogmaals bedankt
werd voor zijn hulp. De paus vroeg hem uitgebreid naar de
kerkelijke situatie in de zuidelijke nederlanden. Met name de
weerstand van de zogeheten Stevenisten tegen de curie baarde
de paus zorgen. De groep onder leiding van Cornelis Stevens
had zich steeds hard verzet tegen de kerkelijke politiek van
Napoleon en was tegenstander van het concordaat, dat de paus
met Napoleon had gesloten. De Stevenisten verweten de curie en
de hoge geestelijkheid te gedwee te zijn geweest tegenover de
Franse keizer.
De paus overhandigde
aan Van der Vrecken enige boodschappen, die bestemd waren voor
kardinaal Consalvi, die het Congres van Wenen bijwoonde.
Voordat hij uit Rome vertrok kreeg hij nog een brief, waarin
hij werd benoemd tot pauselijk graaf. Daarna reisde hij af
naar Wenen en vervolgens naar Venetië, waar hij de
festiviteiten bijwoonde die in het kader van het Congres van
Wenen werden georganiseerd. Op 8 december 1814 keerde hij
terug in Houthem. Onder de souvenirs van zijn reis bevond zich
een schilderij uit de Italiaanse school, een geschenk van Mgr.
Severoli, nuntius van Venetië. Dit schilderij bevond zich rond
1893 volgens Paul Verhaegen nog in Houthem. In 1815 was
Napoleon teruggekeerd op het slagveld, maar de slag bij
Waterloo bracht een einde aan de roemrijke loopbaan van
Bonaparte. Onder de vele slachtoffers van deze historische
veldslag bevond zich kolonel Coenegracht (1), een goede vriend
van Van der Vrecken. De pauselijk graaf zocht zijn zwaar
gewonde vriend zelfs bij het slagveld op en stond hem bij in
zijn laatste uren. |
|
Nadagen
Van der Vrecken vertrok op 28 mei 1817 opnieuw uit
Houthem met als eindbestemming Rome. Daar bracht hij een
bezoek aan een aantal belangrijke kardinalen, waaronder Mgr.
Consalvi. Daarbij kwam uitgebreid de benoeming van Mgr. De
Mean tot bisschop van Mechelen aan bod.
In België was er
nogal wat aversie tegen De Mean, die voor een handlanger van
koning Willem I doorging. Anderzijds waren paus en ook
Consalvi voor de benoeming van De Mean. Van der Vrecken zat
dus in feite tussen twee vuren. Van der Vrecken bracht wel de
weerstand over, die er heerste tegen De Mean maar slaagde er
niet in de benoeming ongedaan te maken. Overigens werd zijn
oppositie zowel door Consalvi als door De Mean hem niet
nagedragen. Op 6 september 1816 keerde hij terug in Houthem.
Een nieuwe reis naar
Rome maakte hij in december 1824 op verzoek van een cliënt,
die hem om juridische bijstand had gevraagd. Hij trotseerde
sneeuwbuien en in de Appenijnen ging het bijna mis, doordat de
diligence door stenen werd getroffen en kantelde. Het liep
gelukkig goed af en Van der Vrecken kon heelhuids Rome
bereiken. Daar ontmoette hij de nieuwe paus Leo XII, die hem
met dezelfde egards behandelde als zijn voorganger. Hij bracht
de curie op de hoogte van de spanningen in het Koninkrijk der
Nederlanden, veroorzaakt door de kerkelijke politiek van
Willem I. Over die spanningen onderhield Van der Vrecken een
uitgebreide correspondentie met Mgr. Mazio. Met name het
besluit van de vorst om in plaats van de seminaries een
zogeheten Collegium Philosophicum in te stellen, verhardde de
verhoudingen tussen Nederland en Rome. Uiteindelijk kwam het
tot een conflict, waarbij het Zuiden zich afscheidde van het
Noorden.
In 1830 begon de
Belgische opstand, die ook veel steun en sympathie kreeg in
Limburg. Behalve Maastricht behoorden de andere Limburgse
plaatsen tot 1839 bij de nieuwe staat België.
Inmiddels was Van der
Vrecken in 1833 door paus Gregorius XVI benoemd tot ridder in
de orde van Sint Gregorius. Graag wilde Van der Vrecken
nogmaals Rome bezoeken, maar een epidemie van cholera in
Italië verhinderde dat. Pas in 1837 kon hij de reis andermaal
aanvaarden. Hij ontmoette de paus en onderhield zich een uur
lang met hem over de situatie in België. Maar opnieuw ontstond
er een dreigende situatie door de opmars van een cholera
epidemie. Van der Vrecken vernam dat er in Napels dagelijks
400 mensen stierven aan de ziekte. Ook Rome was voorbereid op
de komst van de vreselijke ziekte. Rond 25 juli 1837 werd het
eerste cholera geval in Rome gemeld. Ondanks smeekbeden van
zijn vrouw weigerde Van der Vrecken de stad te verlaten. Toen
hij enkele dagen later toch besloot Rome te verlaten, was het
te laat. In verband met de besmettelijke ziekte hielden de
Italiaanse steden hun poorten gesloten. Op 3 augustus kon hij
Rome toch nog verlaten, dankzij de bemoeienis van Gregorius
XVI. De paus gaf ook relieken van het Heilige Kruis mee, die
bestemd waren voor Maastricht. Als buitengewoon koerier
van de paus gingen voor Van der Vrecken op zijn reis poorten
open, die voor anderen wellicht gesloten zouden blijven. Op 4
september 1837 bereikte hij veilig en in goede gezondheid zijn
woonplaats Houthem. Bij zijn terugkeer maakte hij geld over
aan de nabestaanden van de cholera epedimie, die inmiddels ook
in Rome vele slachtoffers had gemaakt. Op één enkel kerkhof in
Rome werden 15800 mensen begraven, die gestorven waren ten
gevolge van de ziekte!
Een nieuwe reis naar
Rome maakte Van der Vrecken in 1843. Hij bracht wederom een
bezoek aan de paus. Zijn doel was Palermo, waar hij het feest
van de heilige Rosalie wilde meemaken. Na een rondreis door
Sicilië bezocht hij ook Malta, waarna hij weer terugkeerde
naar Rome. Vervolgens keerde hij terug in Houthem. Een laatste
reis naar Rome volgde in 1851. Toen ontmoette de inmiddels 74
jarige Van der Vrecken de in 1846 tot paus benoemde Pius IX.
Het werd een lang onderhoud, waarbij de paus hem een fraai
kruis cadeau deed. De paus nam afscheid van hem met de woorden
"Tot ziens, mijn beste graaf, tot in een betere
wereld".
Op 2 november 1853
overleed zijn vrouw in Maastricht.
Inmiddels was er
sprake van een katholieke herleving in Nederland door het
herstel van de bisdommen, maar waren er op internationaal
front spanningen als gevolg van de pogingen tot eenmaking van
Italië. In 1863 was hij getuige van het huwelijk van de neef
van zijn vrouw, Emile Nève (2), die nadien in Houthem ging
wonen.
Op 25 maart 1868
overleed Van der Vrecken. Enkele dagen later werd hij in
Houthem onder grote belangstelling ter aarde besteld. Onder de
aanwezigen was bisschop Paredis van Roermond. De lijkrede werd
uitgesproken door Van Soest, kapelaan van de door de graaf zo
geliefde O.L. Vrouwekerk van Maastricht. In deze rede noemde
de kapelaan de overledene "een tweede Gerlachus". Zo zei hij:
"De edele van der Vrecken is waardig naast de verheerlijkte
beenderen van den H. Gerlacus te rusten, want ook hij was een
Katholiek man. Hij begreep dat het geloof zonder de werken een
dood geloof is en deed in zijn leven daden schitteren, die de
wereld verbaasden".
Een eenvoudige
grafsteen herinnert nog steeds aan deze Houthemenaar, die
ooggetuige was van een woelige periode in de
wereldgeschiedenis. Jammer genoeg is zijn leven tot nu toe
slechts in enkele Franstalige publicaties te vinden. Een
uitvoerige biografie over het leven en werk van de geheime
gezant van de paus laat nog op zich wachten.
Noten
1
Luitenant-kolonel Lambertus Paulus Coenegracht raakte ernstig
gewond op 18 juni 1815 bij de charge van zijn onderdeel tegen
de Franse cavalerie. Hij overleed op 20 juni 1815 te Brussel.
2 Emile Gabriël Benoît Nève, zoon van Auguste Julien
Joseph Nève en Marie Rosalie Jeanne Delwarde, huwde in 1863
met Jeanne Agathe Marie Elisabeth Collard, dochter van Isaac
Lodewijk Collard en Marie Gertrude Coenegracht (dochter van
luitenant-kolonel Lambertus Paulus Coenegracht en Agatha Maria
Elizabeth Ten Broecke Hoekstra).
Literatuur
- G. De
Bertier de Sauvigne, De kerk in het tijdperk van de
Restauratie (1801 1848), Hilversum Antwerpen 1965 - A.
Denis, Le comte Paul van der Vrecken. Un agent secret du Saint
Siège au temps de Napoléon, in: La revue nouvelle, juli
augustus 1968 - A. Denis, Relations de voyage de Paul van
der Vrecken (1777 1868), agent secret du Saint Siège et comte
romain, Brussel Rome 1980 - J.Presser, Napoleon. Historie
en legende, Amsterdam Brussel 1978, zevende druk - A. Van
Soest, Hulde aan de zalige nagedachtenis van den heer Paul van
der Vrecken, Romeinsch graaf, Kommandeur der Orde van den H.
Gregorius den Grooten, Apostolisch protonotaris, enz. Lijkrede
bij de plegtige begrafenis te Houthem Sint Gerlach den 30
maart 1868, Maastricht 1868 Paul Verhaegen, Le comte Paul van
der Vrecken (1777 1868). Biographie et notes concernant
l'histoire religieuse des Pays Bas, In: Publications de la
Société Historique et Archéologique dans le Limbourg 1893, pp.
89 146
|