Ir. P.A.M.
Mertens
Is de wereld soms niet een paradijs!
Martinus Nijhoff
Ten zuiden van de weg van Meerssen
naar Valkenburg ligt in het Geuldal het landgoed Sint-Gerlach.
Het gehele complex valt sinds 1975 onder het beschermd
dorpsgezicht Houthem-St. Gerlach. Diverse onderdelen zijn als
beschermd monument ingeschreven in het register overeenkomstig
artikel 6 van de Monumentenwet 1988. De kern van het
huidige complex wordt gevormd door een adellijk damesstift uit
het begin van de achttiende eeuw en een Pachthof uit
1759.
De kerk
met haar unieke barokke uitmonstering werd gerestaureerd van
1972 tot 1978. Na jaren van praten (1) en vergeefse studies
vond van 1995 tot 1997 een zeer ingrijpende restauratie met
herbestemming plaats van de rest van het landgoed (2). In 1999
verscheen een omvangrijke monografie over het Landgoed
Sint-Gerlach (GB 1999) (3).
Als commentaar en aanvulling op deze
publicatie wil deze bijdrage vooral de relatie van het
gebouwencomplex met zijn omgeving nader
belichten.
klik op
afbeelding
Afb. 1
Plattegrond uit 1781 naar een opmeting van M.
Soiron. Legenda:
1 een
kostelijk somer-huijs 2 een boomgaard sierlijk beplant met
haagen en alderhande fruyt-boomen 3 de vijvers 4 een gras
plaats 5 en 7 eenen moeshof 8 den pant hof
10 de Capittels kamer 13 den onder-Coor 14 de kerk
15 het graf van den H. Gerlacus. 16 den kerk hof 17 en
19 een spreekkamer 20 den saal 22 eetkaamer 25
keuken 27 den Reefter 40 paardestal voor den
reijsende 43 hop-hof 44 de Kercke
Poorte 45 den grooten hof 47 de oude poort 48 den
grooten weg 50 de groote poort 51 den pagthof
Enclave
Bij de verdeling van het land van
Overmaas in het Partagetractaat van 1661 werd het Stift een
ommuurde Spaanse en daarna Oostenrijkse enclave in Staats
gebied.
Drs. A.G. Schulte heeft in de GB 1999
overtuigend aangetoond dat een opmeting van Matthias Soiron
uit 1781 een betrouwbaar beeld geeft van de destijdse situatie
(afbeelding 1).
In de
ommuring was een drietal poorten. Aan de noordzijde bevond
zich de Kercke Poorte naar een ontwerp van J.J. Couven.
Via deze poort en een ommuurde voorhof betraden de pelgrims de
kerk.
Ten
zuiden van deze poort lag de oude poort. Wellicht werd
omstreeks 1755 naar een ontwerp van Couven de groote poort
gebouwd in de oostelijke muur van de toen vergrote
enclave. Uit de tekening van Soiron blijkt duidelijk dat de
plaats van deze nieuwe poort werd bepaald door de symmetrieas
van de in 1713 gebouwde oostelijke pronkfaçade van het Stift
(afbeelding 2). De poort vormt ruimtelijk en stilistisch een
imposant ensemble met de brede middenweg, de formele
tuinaanleg aan weerszijden hiervan en het voorplein met de
monumentale voorgevel van het Stift.
Afb. 2 a Oostfaçade van de Proosdij
zonder schoorstenen in 1713; b zonder schoorstenen en
veranda omstreeks 1913
Een poort in de
zuidwand van dit omheinde voorplein gaf toegang tot de
dienstruimten ten zuiden van het Stift en de besloten
kloostertuin met gras plaats, moeshoven en
boomgaard ten westen van het Stift. Vooral de
boomgaard is opmerkelijk. Hierin is de middenas van het
voorterrein doorgezet tot aan het kostelijk somer-huijs
in de westmuur van de enclave. Aan weerszijden van de
middenas bevonden zich twee sierlijk aangelegde sterrenbossen
met haagen en alderhande
fruyt-boomen.
Ingangen
De buitendeur in de westgevel van het
Stift (afbeelding 3) zal gezien haar ligging aan de besloten
kloostertuin achter het Stift alleen gebruikt zijn door de
Stiftdames. Dat kan mede een verklaring zijn voor de sobere,
bijna ouderwetse architectuur van de westvleugel uit 1708 in
de trant van de late Maas-renaissance. In tegenstelling
daarmee heeft de oostgevel uit 1713 in barok-classicistische
trant een duidelijk representatief karakter.
Vanuit deze situering en terreinaanleg
kan men afleiden dat in de oostgevel niet alleen de ingang was
voor de Proost en zijn gasten, maar ook voor (de gasten van)
het Stift.
Dat biedt tevens een verklaring voor de
aanwezigheid van twee gelijke ingangen in deze symmetrische
gevel. Het ontbreken van een centrale ingangspartij - geliefd
motief in barok en classicisme - was de architectonische
consequentie van de gelijkwaardige competentie van twee
hoofdrolspelers.
Proost en Priorin, ofwel Proosdij en
Stift, wilden zich met qua vormgeving en situering volstrekt
gelijke ingangen aan de bezoekers manifesteren. Structureel
was er wel een groot verschil. De woning van de Proost was
georiënteerd op het representatieve voorterrein, terwijl het
Stift zich afsloot van de buitenwereld achter de Pandhof.
Afb.3 Westgevel van de Stiftsvleugel in 1997.
In het midden de doorgang uit de Franse tijd; links
daarvan de aanduiding van de oorspronkelijke buitendeur met
links daarnaast het herbouwde gedeelte
Aan de vestibule bij de noordelijke
ingang lagen volgens Soiron twee spreek-kamers. Dit is logisch
voor de ruimte ten zuiden van de vestibule.
Het lijkt aannemelijk dat Soiron zich
vergiste met de benaming van de ruimte ten noorden van deze
vestibule. Een tweetal met elkaar samenhangende redenen pleit
ervoor om daar de sacristie te situeren. Op de zeer
gedetailleerde kaart van Soiron is deze essentiële ruimte
nergens te bekennen (4). Ook de ligging tussen het
priesterkoor, de kruisgang en de entree van het Stift pleit
voor deze bestemming.
Imitatiepaleis
Op de kaart van Soiron neemt de Pachthof
ten zuidoosten van het Stift een prominente plaats in. De
formele aanleg van het voorterrein van het Stift kent twee
belangrijke dwarsassen. De oostelijke strookt met de oude
poort, terwijl de westelijke samenvalt met de middenas van
de Pachthof.
Afb. 4 Grote schuur
van de Pachthof, in 1996 herbouwd tot hoofdgebouw van een
hotel met een nieuwe ingangspui; de toegevoegde vensters zijn
vergroot en voorzien van een gestileerde omlijsting; de
dakkapellen en de schoorstenen zijn nieuw
AlIes wijst erop dat architect
Couven gestreefd heeft naar een oogstpaleis (5), maar evenzeer
of wellicht nog meer naar een imitatiepaleis. Bezoekers van
het Stift zagen geen boerderij, maar kregen de illusie van een
paleis: een harmonieus ensemble met een verfijnde architectuur
dat gedeeltelijk vérscholen lag achter een hoge muur. De
noordgevels van de noordelijke paviljoens bezaten enkel
imitatievensters, terwijl de poort in de middenas van de grote
schuur eveneens als imitatiepoort was uitgevoerd (afbeelding
4).
Het ensemble van de Pachthof had een
streng symmetrische opzet die alleen doorbroken werd door een
toegang in de oostvleugel. Volgens de kaart van Soiron lag
deze toegang buiten de ommuurde tuin als feitelijke toegang
voor de pachter tot de Pachthof.
In zijn uiterlijke
verschijningsvorm wilde de Pachthof pretenderen een paleis te
zijn dat qua allure en stijl kon wedijveren met het Stift.
Compositie en architectuur waren volledig gericht op den
grooten hof tussen de groote poort en de pronkfaçade van
het Stift.
Hospitaal
Op last van Keizer Josef II verlieten de
zusters Norbertinessen op 6 september 1786 Sint-Gerlach. In de
daarop volgende turbulente jaren werd het verlaten Stift een
militair hospitaal. Een poort in de noordelijke Stiftsmuur aan
de Onderstestraat als ontsluiting van de tot dan besloten
westelijke kloostertuin is de zichtbare herinnering aan deze
periode. Dit geldt eveneens voor de nogal brute doorgang door
de westvleugel van het Stift als ontsluiting van de Pandhof.
Daarna
volgde een meer definitieve herbestemming waarbij het Stift
werd gesplitst in een drietal onderdelen. De kerk werd
parochiekerk en de Proosdij een buitenhuis of "château". De
westvleugel ging zich afsluiten van de Pandhof en een
onderdeel vormen van een boerderij ten westen van het vroegere
Stift. |
|
Parochiekerk
In 1808 schonk het echtpaar
Schoenmaeckers met toestemming van Napoleon de kerk aan de
gemeente ten behoeve van de parochie van Houthem. De zuidmuur
van de kerk werd de eigendomsgrens tussen de kerk en de nieuwe
eigenaren van het voormalig Stift.
In de noordwesthoek van de Kruisgang
werden de toegang tot den onder-Coor (de huidige ruimte
onder de orgeltribune) en tot de ruimte ten westen van de kerk
(het huidige Atrium) dichtgezet. Het noordwestelijk deel van
het voormalige Stift werd pastorie. Het lijkt aannemelijk dat
den onder-Coor de sacristie werd totdat een nieuwe werd
gebouwd aan de noordoostzijde van de kerk.
Alleen de deur tussen het priesterkoor
van de kerk en de vermoedelijke oorspronkelijke sacristie
bleef gehandhaafd. Via deze deur hadden de bewoners van het
"château" een directe toegang tot de kerk met een speciaal
voor hen gereserveerde plaats.
De ommuurde toegangsruimte ten noorden
van de kerk werd het kerkhof voor de parochie en daartoe in
oostelijke richting vergroot. Omstreeks 1887 werd daar een
grafkapel gebouwd voor de familie Corneli (6).
Open landschap
De herbestemming van het Stift had grote
consequenties voor de gebouwen ten zuiden van de kerk, alsmede
voor de functie en inrichting van de aangrenzende terreinen.
Vrijwel
de gehele ommuring van de voormalige enclave met de
karakteristieke poorten werd gesloopt. Alleen aan de
Onderstestraat is nog een - grotendeels herbouwd - gedeelte
aanwezig. Het klooster binnen de besloten ommuring veranderde
in een buitenhuis met twee boerderijen in een open landschap
(afbeelding 5).
Afb. 5 Luchtfoto uit 1993. In het midden
de voormalige Proosdij met daarvoor een siertuin als overgang
naar het open landschap. Rechts de kerk met daarachter de
vervallen schuren en stallen. Links op de voorgrond de
Pachthof met de ruïneuze grote schuur. Ook de vijvers
als relicten van een vroeger grachtenstelsel werden
vrijwel geheel gedempt. De formele terreinaanleg met den
grooten weg in de middenas van de oostelijke pronkfaçade
verdween. Ten zuiden van deze axiale weg kwam een eenvoudige
nieuwe weg die een directe ontsluiting betekende voor de
diverse onderdelen van het complex.
De Pachthof werd via de formele middenas
vanuit deze nieuwe weg toegankelijk, hoewel de oude zijtoegang
in de oostgevel ook in gebruik bleef. De noordmuur die het
zicht op de Pachthof gedeeltelijk aan het oog van de bezoekers
onttrok, werd verlaagd en voorzien van een middenpoort. Achter
de Pachthof ontstond een siertuin. De muren werden niet meer
geschilderd waardoor de karakteristieke uitmonstering in rood
en geel vervaagde. In enkele imitatievensters van het
noordwestpaviljoen werden echte vensters gemaakt. Het beeld
van een imitatiepaleis werd gereduceerd tot dat van een
oogstpaleis.
Middenas
Ook de Pandhof van het
voormalige Stift werd toegankelijk vanuit de nieuwe weg,
doordat de zuidvleugel uit 1706 werd afgebroken. Daardoor
kreeg de eertijds besloten Pandhof een open oriëntatie op het
zuidelijk gelegen Geuldal en ging fungeren als cour d'honneur
voor het "château". De toegang tot de voormalige Proosdij werd
verplaatst van de oostzijde naar een entree in de vernieuwde
westgevel.
In het interieur werd den saal van
de Proosdij twee traveeën in zuidelijke richting verplaatst,
zodat een tuinkamer ontstond in de middenas van het gebouw. In
relatie tot deze tuinkamer werd de middenas van de oostelijke
façade gearticuleerd door het veranderen van de twee middelste
vensters in tuindeuren. Daarna werd dit effect nog versterkt
door de aanleg van een verhoogd middenterras in 1904 met
daarna een glazen veranda.
Bij de vernieuwing van de vensters van
deze gevel omstreeks 1909 werden de oorspronkelijke
ingangsdeuren vrijwel gelijk gemaakt aan de nieuwe vensters.
Daarmee was de metamorfose compleet. De oorspronkelijke
ingangsgevel werd een parkgevel met een duidelijk
geprononceerde middenas.
Herbestemming
Op 23 juli 1979 overleed Robert Baron de
Selys de Fanson kinderloos. Hij legateerde het landgoed aan
het kerkbestuur van de Sint-Gerlachuskerk. Na een moeizame
zoektocht van vele jaren werd een herbestemming gevonden die
goed past bij de historisch gegroeide structuur en
karakteristiek van het landgoed (7).
De
vervallen Pachthof werd een representatief hotel. Alleen de
hoekpaviljoens en de inrijpoort in de oostgevel konden via een
ingrijpende restauratie behouden blijven. De tussenvleugels en
het hoofdgebouw zijn zorgvuldig herbouwd en in de geest van
Couven gecompleteerd. De imitatiepoort in de middenas werd de
herkenbare nieuwe entree van het hotel (afbeelding 4).
Het beeld van een imitatiepaleis was niet
doorgezet in de gesloten zijgevels en de achtergevel van het
complex, omdat deze niet zichtbaar waren voor de gasten van
het Stift. Dat bood de vrijheid om met name de achtergevel op
het zuiden een meer open karakter te geven in combinatie met
een glazen paviljoen ter plaatse van de negentiende-eeuwse
siertuin.
De herstelde kleurstelling in
rood en geel accentueert het unieke concept uit 1759
waarbinnen en detail behoud en vernieuwing afleesbaar zijn.
Aldus is het beeld van het imitatiepaleis met behoud van zijn
authentieke waarden geconcretiseerd voor de hedendaagse
hotelgast.
Totaalbeeld
De historisch gegroeide verschijningsvorm
van de vroegere Proosdij bleek een uitstekende ambiance voor
een luxe restaurant.
Van de
ruïneuze Stiftsvleugel is via een zeer ingrijpende restauratie
het oorspronkelijke totaalbeeld hersteld, waarbinnen de
bewogen geschiedenis zichtbaar bleef. Juist bij dit oudste
onderdeel van het complex stond respect voor de authentieke
substantie voorop (afbeelding 3).
De
behouden vleugels van het Stift kenden in de loop der
geschiedenis diverse kleurige afwerkingen. Om de historisch
gegroeide verscheidenheid te respecteren en om de samenhang
van het huidige ensemble te handhaven is bewust afgezien van
het schilderen van een of meer onderdelen.
Ten
westen van het vroegere Stift kon alleen de koeienstal uit
1851 met zijn karakteristieke Philibertspanten als zwembad en
ontvangstzaal behouden blijven.
In de
voormalige kloostertuin verrezen binnen de globale
verschijningsvorm van de vervallen schuren en stallen
vakantieappartementen.
Aan de
noordzijde completeert een nieuwe pastorie het vroegere erf,
de huidige Norbertinessenhof.
Samenhang
Tussen deze hof en de Pandhof werd de
doorgang uit de Franse tijd een logistiek knooppunt dat tevens
toegang geeft tot de kerkelijke ruimten die ten noorden van
deze doorgang zijn gerealiseerd.
Aldus is
daar de samenhang van de voormalige Stifts- en bedevaartskerk
met de rest van het Stift hersteld. Dit is het meest tastbaar
tussen het priesterkoor van de kerk en het "château". Daarom
wordt bij de kerkdeur die vroeger alleen door de baron
gebruikt mocht worden, de herinnering aan zijn persoon levend
gehouden met de volgende tekst.
Noten
1.
In 1976 spraken ir P. van Dun, J.0. Postel en ir P.A.M.
Mertens te Brussel met de laatste bewoner en eigenaar Robert
Baron de Selys de Fanson en zijn moeder over de mogelijkheden
van een toen al zeer urgente restauratie. Een globale raming
van kosten gaf toen reeds een bedrag aan van f 5 miljoen,
uiteraard zonder de kosten van een eventuele her-bestemming
waarvan toen nog geen sprake was
2.
Naar plannen van ir P.A.M. Mertens, J.H. Hamers en
J.P.J.M. Voorvelt van Architectengroep Mertens bv Heerlen
3.
"Landgoed Sint-Gerlach. Kruispunt van culturen in het
Land van Valkenburg" door drs A.G. Schulte en A.A.M.
Warffemius als Geïllustreerde Beschrijving 1999 van de RDMZ
(GB 1999). Diverse gegevens en alle afbeeldingen in dit
artikel zijn aan deze publicatie ontleend
4.
Ook op een relatief nauwkeurige afbeelding van J. van
Dijk uit 1791 komt geen aanbouw voor die op een sacristie zou
kunnen wijzen
5.
Drs A. Schulte in de GB 1999
6.
"De grafkapel van Houthem-St. Gerlach" door ir
P.A.M. Mertens; ´t Sjtegelke 12, december
1999.
7.
"Landgoed Sint-Gerlach Valkenburg aan de Geul.
Restauratie en herbestemming" door Architectengroep Mertens
1999
|