De Heemkundevereniging
hield
in het kader van
haar 10-jarig bestaan in mei 2003 een tentoonstelling van werken van Charles Eijck.
Onderstaand laten wij u kennis maken met het leven van Charles
Eijck
.
Charles Eijck, kunstenaar van het Geuldal en
speciaal hoe zag hij Houthem, Broekhem en
Geulhem.
Met een variant op het oude spreekwoord,
dat een “Heilige nooit in zijn eigen stad wordt vereerd” mag
men zeggen dat ook menig kunstenaar in zijn eigen tijd en
omgeving vaak niet gekend of herkend wordt. Soms komt die
erkenning pas veel later als ze al oud geworden of al lang
dood zijn. Hoewel het aanwezige talent bij Charles Eijck al
vroeg ontdekt werd, moest hij eerst nog vele jaren zwoegen.
Diepe armoede, afhankelijkheid van derden en tegenwerking en
miskenning kwam hij tegen alvorens hij als groot kunstenaar
erkend werd en roem kon vergaren. Jammergenoeg duurde het lang
eer hij in eigen streek die erkenning vond.
Charles Eijck werd op 24 maart 1897 aIs vijfde
van 14 kinderen in Meerssen geboren. Op 11-jarige leeftijd
werd hij getroffen door roodvonk en typhus. Als gevolg daarvan
werd hij doofstom. Op 14-jarige leeftijd gaat hij als
decorateur werken bij de aardewerkfabriek Ceramique in
Maastricht. Vier jaar tekent hij daar versieringen op koppen
en schoteltjes. Als 18-jarige gaat hij werken bij het
schildersbedrijf van Jean Wingen in
Maastricht. Via
de schrijfster Maria Viola - kunstredactrice
bij het Handelsblad - krijgt
hij een plaats op de Academie in Rotterdam. Daar leert hij
liplezen. De 1e Wereldoorlog breekt uit. Hij wordt door
ondervoeding zwaar ziek en moet een aantal weken in het
Rotterdamse Ziekenhuis worden opgenomen. Hij komt terug naar
Meerssen. Na zijn herstel komt hij met enkele kunstenaars in
contact en gaat hij naar Amsterdam waar hij zich laat
inschrijven op de Rijksacademie. Daar studeert hij onder
leiding van een aantal professoren. Vooral prof. Derkinderen
heeft een grote invloed op hem. Hij woont dan in de Jordaan en
ondervindt bittere armoede. Gelukkig dat een aantal vrienden
regelmatig financieel bijspringt. Als kunstenaar ontwikkelt
hij zich voorspoedig. Op 25-jarige leeftijd verwerft hij voor
zijn eindexamenwerk met het schilderwerk “De Verloren Zoon” de
hooggewaardeerde onderscheiding “Prix de Rome” en is dat de
voleinding en bekroning van zijn opleiding. Althans zijn
“schoolse” opleiding. Aan de prijs zit een voor die tijd fors
geldbedrag vast dat besteed moet worden voor een 3-jarige
studie van kunstobjecten in Frankrijk en Italië en rapportage
aan de Academie. Zo vertrekt hij naar de zuidelijke landen. In
Italië ontmoet hij de Zweedse schilderes Karin Meyer, waarmee
hij later huwt. In 1924 zijn zij in Stockholm gehuwd. Het
echtpaar Eijck-Meyer krijgt 2 kinderen. Behalve de “Grand Prix
Internationale des Arts et Nations”, die zijn kunstenaarschap
bevestigt, maakt het gezin Eijck moeilijke tijden mee. De in
1925 geboren dochter Anne-Margit -
meer
bekend als “Bimba” op de vele schilderwerken die Charles van
haar maakte - blijkt
na een kinderziekte gedeeltelijk verlamd. Het gezin verhuist naar Amsterdam maar vertrekt
in 1927 weer naar Clamart in Zuid-Frankrijk en later naar
Fontenay Aux Roses. Zij kennen daar bittere armoede. Vrienden
organiseren voor hem een tentoonstelling in Parijs in de
kunstzaal van Blanche Guillot. Al zijn tentoongestelde werken
worden verkocht. Aan de beproevingen blijkt in 1929-1930 een
einde te komen. Na enkele solo-exposities in Amsterdam en Den
Haag beginnen opdrachten binnen te komen. In 1930 wordt zoon
Ragner geboren en volgen opdrachten voor muurschilderingen
voor de kerken in Rumpen en Terwinselen en later nog vele
anderen. Van grote betekenis voor Charles Eijck is zijn
kennismaking met een kring van jonge progressieve katholieken,
die elkaar treffen rond het literaire tijdschrift “De
Gemeenschap” (1925-1941). Hij wordt in die kring opgenomen en
illustreert vele uitgaven.
In
1933 -
hij
is dan 36 jaar -
komt
hij in contact met de dan al beroemde glazenier Joep Nicolas
in Roermond en maakt hij studiereizen naar Zuid-Frankrijk,
Portugal en Noord-Afrika. In 1934 vestigt hij zich in Cognes
Sur Mer in Zuid-Frankrijk. En de opdrachten blijven
binnenstromen: in 1935 voor het Nederlands Paviljoen op de
Wereldtentoonstelling in Brussel, in 1937 voor het Nederlands
Paviljoen van de Wereldtentoonstelling in Parijs en 8
gebrandschilderde ramen van het stoomschip “De Nieuwe
Amsterdam”. In 1938 keert Charles terug naar Zuid-Limburg waar
hij zelf een woning en atelier bouwt in “De Ravensbosch” waar
hij de rest van zijn leven blijft wonen. Grote opdrachten
blijven binnenkomen. Hij is volop daarmee bezig als in mei
1940 de 2e Wereldoorlog uitbreekt. De grenzen gaan dicht en
het gezin Eijck valt terug op het Geuldal. Charles ziet dan Houthem, Broekhem en
Geulhem en legt in tal van etsen en schilderijen vast wat hij
ziet. Prachtige portretten, oude boerderijen, schutterijen en
begrafenissen worden op die manier voor het nageslacht
bewaard.
In mei 1940 wordt Nederland door de Duitsers
bezet. De grenzen gaan dicht, de pers gebreideld, tal van
vrijheden ingeperkt. Charles Eijck moet zich beperken tot
Nederland, later tot Limburg. Toch maakt hij mooie
schilderijen van Venetië en Parijs. Hij maakt die aan de hand
van zijn schetsen die hij tijdens z’n studiereizen had
vervaardigd.
De oorlogsjaren -
vooral
1942-
1945
-
brachten
ook schaarste mee aan vele primaire levensbehoeften en
allerlei andere benodigdheden. Geld had maar weinig waarde en
wie buiten de distributie iets wilde kopen, moest iets te
ruilen hebben. Dus betaalde Charles vele rekeningen met
schilderijen. In vele huizen in Houthem, Broekhem, Schimmert
en omgeving zijn daarom nog schilderstukken van zijn hand te
vinden. Hij had niet enkel de zorg voor zijn gezin
maar hij bood ook huisvesting en levensonderhoud aan een
aantal “onderduikers”. Ook voor de uitoefening van zijn
schilderwerk had hij veel schaarse middelen nodig zoals
doeken, lijsten, verf, penselen, etc. Een aantal Valkenburgse
en Maastrichtse zaken hielpen hem en lieten zich betalen met
“kunst”.
In augustus en september rukken de Amerikanen
snel op naar Duitsland. De Duitsers probeerden die opmars te
stuiten met achterhoede gevechten. Zo probeerden zij langs de
Geul een linie te bouwen. Zij verschansten zich in de heuvels
aan de noordkant van Houthem en Broekhem, o.a. in de
Ravensbosch. De artillerie van de Amerikanen nam hun daar
onder vuur en zodoende kreeg ook het huis van Charles Eijck de
nodige voltreffers te verwerken. Zijn medebewoners moesten hem
wel dwingen naar de schuilkelder onder zijn woning te gaan
omdat hij door zijn doofheid niets hoorde van het geschut. Na
aftocht van de Duitsers kwamen de Amerikaanse soldaten op
bezoek waarmee hij het goed kon vinden. Een aantal van hen
heeft hij op doek vastgelegd waaronder de bevrijders van
Maastricht. In zijn dagboek vertelt hij over die ontmoetingen.
Als in mei 1945 het hele land bevrijd is, duurt het nog
geruime tijd eer het openbaar vervoer zover hersteld is dat
het noorden en westen van het land weer bereikbaar is en hij
weer zijn oude vrienden en relaties in binnen- en buitenland
kan opzoeken.
In die naoorlogse periode krijgt hij al vrij
snel een aantal vererende opdrachten. Zo moet hij het
statieportret schilderen van de nieuwe koningin Juliana, die
in 1948 koningin Wilhelmina opvolgt. “Hoge bomen vangen
veel wind” zegt een oud spreekwoord. Verschillen van opvatting
en smaak, jaloezie en broodnijd leefden ook in de kringen van
de kunstwereld in het midden van de vorige eeuw. Hoewel
Charles veel lof krijgt over het kroningsschilderij zijn er
ook “kunstkenners” die hem fel aanvallen. Ze proberen hem de
grond in te boren. Het gaat zover in de kranten en
tijdschriftenartikelen dat hij op een bepaald moment zijn
tegenstanders uitdaagt tegen een beloning van f. 4.000.- een
beter kroningsschilderij te maken. Er komt zich niemand
melden. |
|
Naast tegenstanders had Charles in alle
delen van het land en in alle rangen en standen van de
bevolking ook veel vrienden. Een aantal van hen steunden hem
door dik en dun. Enkele zeer welvarende vrienden legden
collecties aan die thans een prachtig beeld geven van zijn
werken in al de periodes van zijn artistieke carrière. Een van
hen is J.P. Beyer. Van de collectie Beyer bestaat een mooie
tentoonstellingscatalogus.
Ondertussen maakt hij ook furore als glazenier
en links en rechts zijn daar nog prachtige ramen van te
bewonderen.
Zo maakt hij ook voor de kerk van Broekhem mooie ramen, die
helaas te weinig bekend zijn. Maar ook in de stationshal te
Maastricht -
boven
de ingang -
zijn
kleurrijke ramen te bewonderen. Ook in het sanatorium te
Hornerheide (1954), de kerk van St. Joseph in Meerssen (1955),
DSM Researchkantoor in Geleen (1952) en vele andere
plaatsen. In deze streek kreeg hij de meeste
bekendheid door zijn schilderwerken op plafonds en muren van
kerken in Zuid-Limburg. Terwinselen, Rumpen, Heksenberg zijn
maar enkele plaatsen uit de lange rij. Ook buiten Limburg werd
hij tot ca. 1960 nog veel gevraagd. De kerken van Waalwijk,
Helmond en Zeist zijn slechts voorbeelden. Ook als
beeldhouwer ontpopte hij zich. De prachtige beeldengroep als
gedenkteken aan de bevrijding getuigen daarvan. Hij ontwierp
ook een aantal kruiswegstaties waarvan die in Zeist en in
Maastricht (koepelkerk) het meest bekend
zijn.
De culturele revolutie van de jaren “zestig”
brengt ook in de kunstopvattingen iets teweeg. Jongere
kunstenaars verbeelden die gewijzigde opvattingen en dat gaat
soms gepaard met felle protesten. Ook Charles steekt zijn
mening niet onder stoelen of banken. Hij die meer dan 20 jaar
een voortrekkersrol had bekleed in de vernieuwing van de kunst
werd nu ingedeeld bij de conservatieven en/of doodgezwegen
door de kunstcritici. In die jaren reist hij veel. Hij
bezoekt de Nederlandse Antillen en Zuid-Europa en laat daar
prachtige impressies van achter en soms ook gewone zwart-wit
tekeningen die als het ware de plaatselijke situaties voor de
geschiedschrijvers vastleggen. Samen met zijn vriend Bertus
Aafjes reist hij in 1958 naar Rome en legt hij de
gebeurtenissen vast rond het overlijden van Paus Pius
XII. Sinds de grote opdrachten voor het beschilderen van
kerken en grote glas-in-Ioodramen uitblijven werkt hij vooral
veel in Zuid-Limburg en vanuit zijn atelier in Ravensbosch
vindt een stroom van etsen, gouaches en schilderwerken zijn
weg naar de liefhebbers in Zuid-Limburg. De directeuren van de
grote musea kopen echter geen of nauwelijks nog werken van
Charles Eijck. Daarvoor heeft hij ze vaak aangevallen of
verketterd. In 1962 komt hij in contact met de pastoor van
een arm kerkje in Noord-Frankrijk Jeantes-La-Ville. In de
zomer van dat jaar helpt hij het kerkje opknappen. Hij
beschildert 200 m2 aan muren en plafonds en plaatst er 5
vensters. Hij betaalt dat allemaal uit eigen zak tot de verf
en de penselen toe. Nog eens schittert de ouder wordende
kunstenaar uit het Geuldal.
Bij zijn 60e en 75e verjaardag wordt hij
regionaal en nationaal nog eens goed in de bloemetjes gezet,
wordt links en rechts ook nog wat oud zeer opgeruimd, wordt
onderscheiden, en gaat door met schilderen. Tot het laatst
toe blijft hij tekenstift en penseel trouw. Als hij in 1980
ernstig ziek in het ziekenhuis Sint Annadal te Maastricht moet
verblijven, legt hij zijn ervaringen, zijn waardering en zijn
kritiek neer in een boek onder de titel: “Mijn vakantie in de
witte dalen van Sint Annadal”. Vele toenmalige personeelsleden
van het ziekenhuis bewaren dit boek als een herinnering aan de
patiënt Charles Eijck. Op 2 augustus 1983 overlijdt hij in
zijn huis in de Ravensbosch en de uitvaart vindt plaats in de
St. Josephkerk in Meerssen, die hij zelf ontworpen
had. Tekenaar, schilder, glazenier, beeldhouwer en
bouwmeester. Dat was Charles Eijck uit het Geuldal.
Onze Heemkundevereniging wil aan deze zoon uit
onze streek bij gelegenheid van het 10-jarig bestaan (2e
lustrum) de eer geven die hem toekomt. De kritiek is verstomd.
De herinnering is gebleven en er is zoveel over hem geschreven
en gesproken dat eenieder die het interesseert, in bibliotheek
en boekhandel alles over zijn leven kan vinden. En wie
weet...wordt hij ook nog eens herontdekt door de instituties
die zijn leven zo verzuurd hebben.
Bij gelegenheid
van onze tweede lustrumviering op 29 mei 2003 verscheen
o.a.:
Houthem,
Broekhem en Geulhem gezien door de ogen van Charles Eijck, de
meester uit het Ravensbos / eindred. J.A. Heijnens et.
al.- Houthem: Heemkundevereniging Houthem-St. Gerlach, 2003. -
128 p. ISBN 90-801646-2-3 Prijs: EUR
20. Catalogus van de Charles Eijck-expositie die van
29 mei tot en met 3 augustus 2003 werd gehouden bij
gelegenheid van de tweede lustrumviering van de
heemkundevereniging. De catalogus bestaat uit 64
kleurenpagina's van de tentoongestelde werken en een tekstueel
gedeelte van 64 pagina's, met de volgende
artikelen: - De meester uit
het Ravensbos / Jan G.M. Notten - Charles Eyck: Kunstenaar
tussen inspiratie en routine / Monique Dickhaut -
Genealogische en andere notities rondom Charles Eijck / Rinus
Suijkerbuijk.
De publicatie kan nog bij de reguliere
boekhandel besteld worden.
Charles Eijck expositie Houthem
2003 <TIP Volledig overzicht van werken van Charles
Eijck die tijdens de expositie t.g.v. het 2e lustrum van
onze vereniging geëxposeerd zijn. Deze werken zijn
opgenomen in de publicatie "Houthem, Broekhem en Geulhem
gezien door de ogen van Charles
Eijck". |
Bekijk ook eens de ruim 18 minuten durende
uitzending van L1
Tijd voor Toen:
Kunstenaar Charles Eyck
Voor
een overzicht van werken van Charles Eijck klik hier. |