Het cachot van
Houthem
Jos Lodewick
Nog maar weinig
mensen is bekend dat ook de gemeente Houthem over een eigen
gevangenis beschikte.
Het cachot (foto:
Fons Heijnens)
Onlangs is dit
gebouwtje (ondanks het heersende cellen-tekort in Nederland)
voorgoed uit het straatbeeld verdwenen. Bij de verbouwing van
een deel van het voormalige gemeente-huis (Onderstestraat 12) is
het aan de slopershamer ten offer gevallen. Het bestuur van de
heemkundevereniging heeft nog getracht om het voor het
nageslacht te bewaren, maar dat is uiteindelijk niet gelukt.
Aanvankelijk zag het openlucht-museum in Nederweert er wel wat
in, maar door ruimte-gebrek en omdat het eigenlijk niet uit die
regio stamt werd er van afgezien. Ook is nog overwogen om het af
te breken en op een andere plaats in Houthem weer op te bouwen.
Dit stuitte echter op een aantal grote, praktische problemen.
Wel zijn met medewerking van de eigenaar een groot aantal foto’s
van het in- en exterieur gemaakt, zodat het in ieder geval goed
gedocumenteerd is
Alhoewel architectonisch geen groots monument, is hiermee toch
weer een stukje historie uit ons dorpsbeeld verdwenen. Ook in
omringende plaatsen zijn geen dorpsgevangenissen meer bekend,
terwijl deze er naar alle waarschijnlijkheid wel geweest zullen
zijn. Dit mag men afleiden uit de aandacht die de provinciale
overheid voor het fenomeen had, zoals hierna blijkt.
Het cachot maakt
plaats voor een riantere woonruimte
(foto: Fons Heijnens, april 2004)
Over de oorsprong van de Houthemse gevangenis is in het
gemeentelijke archief het een en ander te vinden. In een brief
van de commissaris der koningin van 6 juni 1922 aan de
burgemeester van Houthem lezen we dat een onderzoek is ingesteld
naar de toestand der gemeentelijke arrestanten-lokalen en
aangaande het politiewezen in het algemeen.
Uit het door de kabinetssecretaris van de gouverneur opgemaakte
inspectierapport blijkt onder meer over de Houthemse situatie:
“Een arrestantenlokaal is hier niet aan-wezig. Zoo nodig wordt
voor het opsluiten van aangehouden personen gebruik gemaakt van
het naast het Raadhuis gelegen brandspuitenhuisje.” Dat kon
natuurlijk niet de bedoeling zijn, enerzijds vanwege het
vluchtgevaar van de arrestanten anderzijds vanwege het ontbreken
van het nodige comfort voor de opgesloten personen. (Men stelle
zich de situatie voor dat er brand uitbreekt in het dorp en de
brand-weer rukt uit met een brandspuit waaraan een gevangene
gekluisterd is!)
De burgemeester wordt dan ook verzocht om de gemeente-raad te
informeren en ervoor te zorgen dat zodra mogelijk een
arrestantenlokaal met twee cellen en een gang tegen het raadhuis
aan gebouwd wordt. Omtrent de inrichting worden de nodige
aanwijzingen gegeven door de kabinetssecretaris, terwijl de
brigadier-majoor der rijksveldwacht Couwenbergh zich bereid
verklaarde eventueel nadere voorlichting te verstrekken. Verder
vermeldt het rapport nog dat de burge-meester bereid was te
bevor-deren “dat de veldwachter alsnog voorzien worde van een
klewang en van hand- en transportboeien.”
De burgemeester kwijt zich van zijn taak en informeert eerst het
college van burgemeester en wethouders. Uit de notulen van de
vergadering van dit college van 13 juni 1922 blijkt dat er
weinig animo is voor het plan een gevangenis te bouwen. Men
vraagt zich af of het wel de moeite loont, aangezien maar weinig
personen worden opgesloten. Besloten wordt om advies van een
externe deskundige in te winnen. Dat was dus ook in die tijd al
niet ongebruikelijk! Kennelijk heeft men niet zo veel vertrouwen
in de adviezen van voornoemde brigadier-majoor.
In de collegevergadering van 8 augustus wordt overlegd met de
heer Bartels uit Valkenburg, die een tekening en een
kostenraming gaat maken. Op 6 september daaropvolgend wordt een
offerte ontvangen van het bedrijf “Gewapend Beton-bouw Limburg”
van J.C. Bartels aan de Nieuweweg te Valkenburg, voor de bouw
van twee cellen met toegang vanuit de hal van het gemeentehuis.
De prijs bedraagt 950 gulden.
De gemeenteraad, die op 22 september erover discussieert, vindt
deze kosten veel te hoog. Men is van mening dat één cel
voorlopig ook wel voldoende is. Toch wordt het benodigde krediet
beschikbaar gesteld. De burgemeester wendt zich tot de
commissaris der koningin en in een brief van 26 septem-ber
verklaart deze zich akkoord met de bouw van voorlopig één cel.
Op 10 oktober wordt aan Bartels de opdracht verleend om een
bestek te maken, waarmee aanbesteding kan plaats-vinden. (Dat
bestek is nog compleet in het archief aanwezig.) Op 12 december
wordt de heer Jan Sleijpen verzocht om een kostenbegroting te
maken aan de hand van het bestek en van de voorwaarden van de
heer Luijten uit Valkenburg. Wat de rol van de laatste is, is
niet helemaal duidelijk. Wellicht is hem ook nog om advies
gevraagd, misschien als leverancier van bouwmaterialen?
Na deze toch wel zorgvuldige voorbereiding wordt op 23 januari
1923 besloten om tot aanbesteding over te gaan. Aan de hand van
het gedetailleerd bestek vindt dan op 6 februari 1923 de
aanbesteding plaats. De aannemers moeten de prijs van één en van
twee cellen opgeven. Er zijn 7 inschrijvingen van aannemers uit
Houthem en uit de omgeving. De prijzen variëren nogal. Voor één
cel is de hoogste aanbieding 1585 gulden en de laagste 480; voor
twee cellen variëren de prijzen tussen 2205 en 795 gulden.
Kennelijk vindt men de uitgaven voor het opsluiten van
delinquenten echter nog steeds te hoog. In een brief aan de
laagste inschrijver wordt hem verzocht om een prijsopgave te
doen voor het bouwen van muren van 24 cm dik in plaats van de
beoogde 36 cm. Ook kan de fundering uit mergel gemaakt worden,
in plaats van metselwerk zoals in het bestek staat.
|
|
Op 21 februari
wordt het werk, de bouw van één cel, uiteindelijk gegund aan
aannemer H. Thewessen uit Houthem voor het bedrag van 390
gulden. Daarbij wordt nog vermeld dat als de aannemer vóór
één april wil beginnen met de bouw, hij dan aansprakelijk is
voor eventuele vorstschade.
Hoe de gevangenis was ingedeeld is op bijgaande tekening te
zien. Via een ‘voordeur’ kwam men in een portaaltje van 1,90
meter bij 1,20 meter. Rechts was een verbindingsdeur met het
gemeentehuis, links lag de eigenlijke cel. Deze was ongeveer
1,90 meter in het vierkant. Een groot deel van de ruimte
werd in beslag genomen door een betonnen brits, waarop een
strozak gelegd kon worden. Het meubilair bestond verder uit
een aan de muur bevestigde betonnen zitplaats met dito
‘tafel’, zoals op een van de foto’s te zien is. Het werd
verder gecompleteerd door een toiletpot.
Eenvoudige
zitplaats en tafeltje (foto: Fons Heijnens)
"Luxe" toiletpot (foto: Fons Heijnens)
Van de celdeur is
een gedetailleerde tekening voorhanden. Aan de binnenkant
werd een ijzeren plaat aangebracht, voor de stevigheid, en
in het midden een plaatijzeren luikje. De hengsels moesten
volgens bestek aan de buitenkant komen (wat nogal logisch
lijkt). Boven de deur kwam een open over-licht voor licht en
lucht, voorzien van 3 centimeter dikke ijzeren staven, zodat
ontsnappen onmogelijk was. Vloer en dak werden van gewapend
beton gemaakt.
Over het gebruik van het cachot is weinig bekend. In 1927
treffen we voor het eerst uitgaven voor het
arrestantenlokaal in de gemeenterekening aan. Er worden voor
fl 11,85 dekens aangeschaft! Of de nieuwe gevangenis veel
heeft bijgedragen aan het veiligheidsgevoel van de inwoners
van Houthem valt te betwijfelen. Het vermoeden van het
gemeentebestuur dat er niet al te veel gegadigden voor
onderdak in de nieuwe gevangenis zouden zijn bleek juist.
Hoewel jaarlijks in de begroting een bedrag van 10 en later
25 gulden voor het bewaren van gearresteerden werd
opgenomen, duurt het tot 1933 voordat er af en toe kosten
voor voeding van gearresteerden in de gemeenterekening
voorkomen. Deze kosten worden aan de vrouw van de
veldwachter betaald die kennelijk als cipier optreedt. Ook
wordt een keer 5 gulden betaald voor vervoer van gevangenen
per taxi! Het is natuurlijk mogelijk dat vaker mensen werden
opgesloten, maar dan voor zo korte tijd dat dit geen kosten
met zich meebracht. De aanwezigheid van voldoende toezicht
werkte kennelijk preventief. Naast de gemeentelijke
veldwachter, was er immers ook nog een rijks-veldwachter. En
enige particuliere jachtopzieners hielden toezicht in de
bossen van graaf en baron.
Na de opheffing van de gemeente Houthem in 1940 blijft het
gevang nog een tijdje in gebruik, doordat de plaatselijke
politiefunctionaris ernaast blijft wonen. Sommige oudere
inwoners herinneren zich nog wel dat er soms een vechters-baas of
dronkaard ter ontnuchtering werd opgesloten, maar die werden na
een nachtje gratis logies weer op vrije voet gesteld.
Na het vertrek van de laatste ‘postcommandant’ raakte het cachot
stilaan in de vergetelheid en werd het voor de bewoners van het
belendende pand, een gedeelte van het voormalige gemeentehuis,
een bergruimte met uiteindelijk bovenvermeld gevolg. |